Lokaal

Hans van der Waal stopt als brandweer vrijwilliger

Net als zijn broer Martin (57), die in 2021 is gestopt, heeft Hans van der Waal (63), na 18 jaar vrijwilliger te zijn geweest bij de brandweer, per 1 augustus zijn ontslag genomen. Hans is een laatbloeier en is pas op 45-jarige leeftijd met het vak begonnen.

Hoewel hij er eigenlijk nog niet klaar mee is, heeft hij toch besloten om met het mooie vak te stoppen. “Brandweermensen worden regelmatig, en zeker op mijn leeftijd elk jaar, flink getest op conditie en fitheid. Hiervoor moet je een Taak Specifieke Conditietest (TSC) doen. Dit is niet zomaar een test; er wordt heel veel van je lichaam geëist. Mijn conditie is goed, dus dat is geen probleem, maar psychisch kijk ik er als een berg tegenop. Mijn broer werd na een keuring in 2014 op weg naar huis niet lekker. Thuis werd de pijn heviger en kreeg hij een hartinfarct. In het ziekenhuis werd hij goed geholpen en met twee stents kwam hij weer thuis. De inspanning bij de test zorgde ervoor dat er een probleem duidelijk werd. In het verleden was er bij die test een arts aanwezig die ook een hartfilmpje maakte, maar nu gebeurde dit niet meer! In die periode hadden meer mensen last na zo’n zware test. Martin is na een lange revalidatie toch weer op de wagen gekomen, maar besloot in 2021 toch te stoppen. Sinds die tijd ging mijn vrouw mee naar de keuring om bij mij te zijn op de terugweg. Ik zag er steeds meer tegenop en heb daarom besloten om ermee te stoppen,” vertelt Hans over die zware beslissing.

Hans van der Waal werkt in het dagelijks leven als schipper op een patrouilleboot bij de Douane. Pas op latere leeftijd is hij bij de brandweer gegaan. “We zaten met mijn vrouw bij vrienden te eten. Ineens ging daar een pieper af. Gastheer Moudi Ossaili kreeg een oproep voor een grote brand op het Hak-terrein. En weg was hij. Ik ben ook nog even gaan kijken en vond het mooi om te zien wat die jongens en meiden daar deden. Ze hadden het mij al eens eerder gevraagd, maar nu zag ik met eigen ogen wat voor werk zij daar deden. Mooi en belangrijk voor de maatschappij. Vervolgens heb ik een brief geschreven. Binnen een week was ik aangenomen. Het was een voordeel dat ik mijn grote rijbewijs had en door de ploegendiensten ook regelmatig overdag beschikbaar was. Het enthousiasme van mijn broer raakte niet alleen mij, ook onze broer Danny is toen vrijwilliger geworden bij de brandweer in Zevenaar.”

Voor de laatste keer de wagen geparkeerd

Het was de start van een carrière met vele mooie momenten. “Ik ben begonnen bij de gemeentebrandweer en later met het korps mee verhuisd naar de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Het zal best zijn voordeel hebben, maar ik denk dat we toch wel wat zelfstandigheid hebben ingeleverd. Ik haalde niet altijd de eerste wagen, deze was binnen drie minuten al op straat, maar ik heb toch veel incidenten meegemaakt. Grote incidenten in heel de regio met de tankautospuit maar ook met de ondersteunende voertuigen zoals de Ademluchtunit en de wagen voor het grootschalig watertransport. Een andere taak van onze kazerne was het herbezetten van een beroepskazerne. Hier had ik persoonlijk niet zo veel mee. Naar een kazerne in de stad en wachten of er incidenten waren. Meestal kon je na een uurtje alweer terug. Voorts hadden we op onze post regelmatig te maken met hulp bij reanimaties, iets wat toch totaal anders is dan brand of technische hulpverlening. Het was een gegeven: elke donderdag oefenen op en vanuit de kazerne. Daarnaast hadden we ook oefendagen op externe locaties. Zo staan de oefendagen in het Belgische Genk nog heel sterk op mijn netvlies.”

Hans weet nu al dat hij de collega’s, het oefenen en het vak gaat missen. “Je bent eigenlijk 24 uur per dag in dienst. Altijd kan er een moment zijn dat je wordt opgeroepen en dan aan de slag moet met collega’s.” Na de vakantie neemt Hans op gepaste wijze afscheid. Maar het betekent niet dat hij niet meer op de kazerne komt. Sinds 1 augustus is hij lid geworden van de club met oudgedienden die regelmatig op de kazerne napraten over het vak dat nog altijd trekt.

Tekst en foto’s: Hans Muntz