De behoefte aan goedkope woningen is door de economische tweedeling in de maatschappij groot. Toch haalt een meerderheid van de gemeenten in de regio Rijnmond de norm van minister Hugo de Jonge niet om minstens dertig procent sociale huurwoningen te hebben. Dat blijkt uit een onderzoek van Rijnmond en de lokale omroepen in onze regio. Het gaat om 13 van de 25 gemeenten. De gemeente Westvoorne heeft met nog geen 16 procent het laagste percentage sociale huurwoningen van de regio.
Ook Lansingerland (19%), Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Brielle, Ridderkerk, Hoeksche Waard en Molenlanden (20 tot 25%) scoren laag. Capelle aan den IJssel, Maassluis, Schiedam, Vlaardingen (boven 40%) en vooral Rotterdam (55%) juist hoog. De overige twaalf gemeenten in de regio zitten rond de 30 procent. Of de cijfers, die de gemeenten verstrekten, kloppen is overigens niet zeker. De Rekenkamer Rotterdam plaatst bijvoorbeeld grote vraagtekens achter de cijfers van de gemeente.
In Nederland is een groot tekort aan betaalbare woonruimte. Hoe hoog de nood is blijkt bijvoorbeeld in de Drechtsteden, waar zich gemiddeld 373 huishoudens melden voor elke vrijkomende sociale huurwoning. Ander voorbeeld van de woningnood is de jarenlange wachttijd. Die is het hoogst op Goeree-Overflakkee (9,5 jaar) en in Barendrecht (7,2 jaar).
Wat gaat de overheid hier aan doen?
Het kabinet wil dat er in 2030 250.000 nieuwe sociale huurwoningen beschikbaar zijn. Voor een sociale woning betaal je dit jaar maximaal 763,47 euro per maand. Minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting streeft naar een norm van 30 procent sociale huur per gemeente in 2030. In de enquête geven vrijwel alle gemeenten echter aan dat er tal van problemen zijn om meer sociale huurwoningen te ontwikkelen en durft niemand het eind van de woningnood te voorspellen.
Om de wens van de minister kracht bij te zetten, wordt volgens de NOS samen met de provincies gewerkt aan een wettelijke stok achter de deur. Hoe de gemeenten precies gedwongen kunnen worden om de norm te halen, is nog niet duidelijk.
Is een koopwoning een alternatief?
Projectontwikkelaars staan niet in de rij om sociale huurwoningen of goedkope koopwoningen te ontwikkelen, omdat daar minder aan te verdienen valt dan aan de bouw van duurdere woningen. In de bouw is er een tekort aan mensen en materiaal en bestemmingsplanprocedures vergen jaren.
Een alternatief voor sociale huur kan een koopwoning zijn. Vergelijkingen tussen gemeenten zijn vrijwel onmogelijk, omdat er wordt gegoocheld met termen als sociaal, goedkoop en betaalbaar en de bandbreedte qua waarde van de woning per term enorm varieert. De ene gemeente acht “tot 210 mille” betaalbaar, de ander duidt een koopprijs tot de grens van de Nationale Hypotheek Garantie (355 mille) nog als betaalbaar.
Vraagtekens over betaalbaarheid
Bij die ‘betaalbaarheid’ kan voor Jan Modaal (38 mille per jaar) een vraagteken geplaatst worden. Zo adviseert het NIBUD bij bruto jaarinkomens van 35 en 50 mille een maximum-hypotheek van respectievelijk 163 en 233 mille. Deze cijfers zijn ook nog gebaseerd op de lage rentestanden van begin dit jaar.
Om koopwoningen bereikbaar(der) te maken, hanteert Hardinxveld-Giessendam als enige van de 25 gemeenten in de regio een Koopstartregeling. Die houdt in dat een deel van de aankoopprijs van de woning pas bij verkoop betaald hoeft te worden. Alle gemeenten in de regio, uitgezonderd Alblasserdam, bieden een starterslening aan, maar daarbij worden per gemeente slechts enkele tientallen huishoudens geholpen.
Tip voor de minister
Om méér (betaalbare) woningen te kunnen realiseren geeft Hendrik-Ido-Ambacht minister De Jonge een tip: ”De kosten om goedkope woningen te realiseren zijn te hoog. Herinvoering van iets als het vroegere premiesysteem, waarbij per woning een rijksbijdrage wordt ingezet, zou erg helpen.” Rotterdam en diverse andere gemeenten pleiten om dezelfde reden voor een financiële ‘woningbouwimpuls’ van de minister, om de vastlopende bouw van sociale woningen vlot te trekken.
Hoe kon het zo misgaan?
Dat er meer gebouwd moet worden staat bij geen enkele gemeente ter discussie. Ook groeit het inzicht dat er te lang te weinig gebouwd is in de sociale, goedkope en betaalbare sector. Veel gemeenten interpreteerden woningbehoeftecijfers (van bureau ABF) op eigen wijze en vertaalden dat in woonbeleid dat mede de oorzaak is van de huidige woningnood.
Kort samengevat zijn er meer (middel)dure huur- en koopwoningen gebouwd. Onder meer in Rotterdam. Onlangs concludeerde de gemeentelijke Rekenkamer daar dat dit bouwbeleid gebaseerd is op wankele aannames en zijn signalen, dat het op de woningmarkt mis ging door een groeiend tekort aan goedkope huizen, genegeerd. B&W van Rotterdam erkennen dat en kondigen nieuw woonbeleid aan.
Voorrang
De druk op de sociale huurmarkt neemt verder toe door ‘voorrangsbeleid’. De Drechtsteden melden dat ruim 30% van het aantal vrijkomende woningen verhuurd wordt aan doelgroepen die voorrang hebben op de woningmarkt. Het gaat dan vooral om statushouders, mensen die uitstromen uit een maatschappelijke instelling, herhuisvesting i.v.m. sloop, echtscheiding en medische indicatie. In Rotterdam ging in het eerste half jaar van 2020 slechts 58% van de huurhuizen naar ‘gewone’ woningzoekenden, de rest naar met mensen met urgentieverklaring (29%) of herhuisvestingskandidaten (13%).
Wat moet er gebeuren?
Voor zover overheden al niet doordrongen zijn van de noodzaak om meer woningen te creëren voor lage inkomensgroepen komt BLG Wonen met cijfers. Deze organisatie berekent voor zowel de huur- als koopsector hoeveel procent van de woningzoekenden binnen één jaar een huis vindt en vertaalt dat in een woontoegankelijkheidsscore. In geen enkele gemeente in de regio vindt meer dan 36 procent van de woningzoekenden binnen één jaar een woning.
Bekijk hieronder hoeveel procent van de woningzoekenden binnen één jaar een huis vindt in een bepaalde gemeente:
BLG Wonen zegt verder: “Een ander (schrijnend) perspectief op de koopwoningmarkt laat zien dat de kansen op het vinden van een geschikte woning enorm verschilt tussen inkomensgroepen. Voor huishoudens met een inkomen t/m twee keer modaal (€76.000) ligt de woontoegankelijkheid op slechts 15 procent, waar deze voor huishoudens vanaf twee keer modaal op 47 procent ligt.”
Enorme inhaalslag nodig
De kansen voor verschillende groepen op de woningmarkt zijn dus verdeeld, waarbij geldt dat ook nog eens de grootste groep woningzoekenden in de eerste inkomenscategorie valt.
BLG Wonen vindt dat in 2030 de woontoegankelijkheid in heel Nederland op gemiddeld 50 procent moet liggen. Dat betekent dus dat één op de twee woningzoekenden binnen één jaar een geschikte woning vindt.
De conclusie van het onderzoek naar de situatie op de regionale woningmarkt is duidelijk; er moet een enorme inhaalslag gemaakt worden, waarbij het zwaartepunt op goedkope woningen moet liggen, zowel in het huur- als koopsegment. Rotterdam en dertien omliggende gemeenten willen nog eind dit jaar een nieuw woonbeleid presenteren.
Ridderkerk moet bouwen op ‘inbreidingslocaties’
Met 24,4 procent voldoet Ridderkerk niet aan de norm van minister De Jonge, die wil dat in elke gemeente minstens 30% van de woningvoorraad uit sociale huurwoningen bestaat. Of en wanneer dat percentage gehaald wordt is de vraag. Wel staat in de gemeentelijke Woonvisie dat er tot en met 2026 minimaal 900 nieuwe woningen bij moeten komen.. .
Wie één van de bijna 7800 sociale huurwoningen wil bemachtigen staat gemiddeld 4,6 jaar ingeschreven. Bijna 29.000 mensen zouden zo’n woning willen huren. Ridderkerk zit met de wachttijd een beetje tussen z’n buurgemeenten in, want in Barendrecht duurt het 7,2 jaar en in Albrandswaard 2,6 jaar.
De 30% sociale huur wordt trouwens ook bij de buren niet gehaald. Albrandswaard (25,7) zit net iets boven Ridderkerk, Barendrecht (21,7) er juist behoorlijk onder. Met 1900 sociale koopwoningen (waarde tot 210 mille) bevindt Ridderkerk zich procentueel (9%) wél in de regionale sub-top.
Om starters aan een koopwoning te helpen heeft Ridderkerk een Starterslening, die het gat dicht tussen de koopprijs en het maximale hypotheekbedrag dat een starter kan krijgen, maar ook een Combinatielening. Zoals het woord al doet vermoeden wordt die gecombineerd met de Starterslening en is bedoeld om een stuk van de hypotheek af te lossen.
Zoals gezegd wil Ridderkerk er over vier jaar minstens 900 woningen bij hebben. De gemeente geeft niet aan wat voor woningen, maar dat kan dan nog beïnvloed worden door de nieuwe woningmarktafspraken, die met 13 andere gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond gemaakt worden.
Eind dit jaar wordt een nieuw Regioakkoord verwacht, maar duidelijk is nu al dat er meer goedkope woningen moeten komen. Projectontwikkelaars staan daarvoor niet in de rij, omdat er niet veel aan te verdienen valt. Het grootste probleem in Ridderkerk is echter het ontbreken van grote uitbreidingslocaties.
“Dat betekent dat uitbreiding van de woningvoorraad vooral mogelijk is door verdichting op bestaande locaties. Dat betekent ook“, meldt de gemeente; “dat bereikbaarheid met OV en een passende verkeersstructuur belangrijke voorwaarden zijn om aan de uitbreidingsopgave te kunnen voldoen.”.
Bij die opgave stuit de gemeente op obstakels die ook andere gemeenten melden: oplopende bouwkosten, tekort aan bouwvakkers en overheidspersoneel, bezwaren van omwonenden, milieuproblematiek en het feit dat bijsturen op woningbouwontwikkelingen tijdrovend is.
Gevraagd naar een voorspelling van het eind van de woningnood antwoordt Ridderkerk: “Voor een doelgroep (jongeren, studenten, ouderen) kan het zo zijn dat er binnen een specifieke gemeente een tekort aan woningen is, maar in het algemeen ziet Ridderkerk het als een regionaal of zelfs landelijk vraagstuk.”
Van onze mediapartner Rijnmond